Geschiedenis

De vroegste vermelding van het kasteel is van het jaar 1374 want ene Sybrecht verkrijgt het kasteel. Er zullen in de 500 jaar die daarop volgen nog vele bewoners hun intrek nemen in het kasteel maar het voert nu te ver om daar veel over te vertellen. Uiteindelijk zijn we in het jaar 1788 aangekomen bij ene Barthold baron de Cocq van Haeften die het kasteel “de Heerlijkheid Blitterswijck en Wanssum” van zijn vader van zijn ouders Johan Walraven van Haeften en moeder, vrouwe van Blitterswijck erft.
Een jaar eerder, in 1787 was deze baron getrouwd met een mejuffrouw Caroline Huydecooper uit Amsterdam die helaas al na 1 jaar huwelijk kwam te overlijden en nooit op het kasteel heeft gewoond.
Barthold is wel begonnen met het verbouwen en verfraaien van het kasteel en daarvoor gebruikte hij o.a. stenen van het opgeheven en in Aken gekochte klooster en kerk van de Augustinessen te Oostrum, Ook het kerktorentje kwam naar Blitterswijck en zou later hier op dit kerkje geplaatst worden waar het nog steeds staat.
In 1790 hertrouwd Barthold met zijn nicht Arnoldiena Margaretha barones Mackay die in Tiel was geboren en in Den Haag woonde. Daar werden de 2 oudste dochters : Anna Ursula Margaretha en Ursulina Philippina geboren. Zij gingen na een paar jaar verhuizen van Den Haag naar Blitterswijck en namen een grote groep mensen mee naar Limburg, voornamelijk personeel voor de werkzaamheden in en om het kasteel.
De baron had ook zijn werkzaamheden in en om Nijmegen en nadat de familie daar naar toe is vertrokken wordt er in Nijmegen een tweeling geboren, nl. de meisjes Margaretha Bartholda en Constantia Louise Arnoldina. Van Nijmegen wordt er afgereisd naar Cleef waar de 5e dochter Henrietta Margaretha Victoria wordt geboren. Zij is helaas maar 15 jaar geworden. Aan Moeder Arnoldiena en haar nog 4 in leven zijnde dochters worden uiteindelijk in 1822 de titel van barones verleend.
Vader Barthold is veel van huis want hij was majoor van de cavalerie en kolonel van de garde de corps van de Prins van Oranje, dit alles in de zuidelijke Nederlanden dat onder Frans / Napoleontisch bevel stonden.
Deze protestantse familie de Cocq van Haeften en hun personeel waren protestanten die uit het noorden en westen van Nederland waren gekomen en zij wilden graag op hun vrije zondag naar een protestante kerkdienst gaan. De dichtstbijzijnde kerk lag in Vierlingsbeek en dus reed, of liep men zondags daar naar toe. Zo ook de adellijke familie uit het kasteel. Met mooi zomers weer zal dat in hun koetsjes en of karren een heerlijk ritje zijn geweest maar in de winterdag dag zeer zeker niet. Op die momenten moest gereden worden over modderige en bevroren en besneeuwde wegen wat zeker pretje was.
De barones werd dat ook moe en is in Den Haag bij Koning Willem ! toestemming tot het openstellen van een predikantsplaats gaan vragen of zij op eigen kosten een kerkje mocht laten bouwen. Zij krijgt daarvoor toestemming op voorwaardezij dat zij een gedeelte van de grond van het kasteel af zou staan voor de bouw van dit kerkje. Bij Koninklijk Besluit krijgt ze hiervoor fl. 6.500,-- subsidie. Zij wilde beslist niet dat het een slotkapel zou worden want het moest de kerk van de gemeente worden. Deze Hervormde kerk bleef hierdoor bij latere eigedomswisselingen bestaan.
Een andere voorwaarde was dat de predikant van Vierlingsbeek om de 2 weken in Blitterswijck moest komen preken. De predikanten in die tijd werden door de staat betaald aangezien de Hervormde kerk een staatskerk was.

De eerste 100 jaar heeft deze kerk steeds een eigen predikant kunnen hebben.
Er komt een pastorie voor de predikant beschikbaar, zoals dat in  de 3e voorwaarde van de landelijke kerk was.
In het begin (1822) waren er ongeveer 30 kerkelijke leden maar in 1922 waren dat er nog slechts 6 en werden de kerkdeuren gesloten. Het kasteel werd ondertussen bewoond door de Franse slotzusters van Laval. Het kerkje verslofte in de hierop volgende jaren.en wordt gebruikt als school. 
Op het zoldertje worden in de oorlog een aantal mensen schuilgehouden voor de Duitsers. Het kerkelijke leven ligt stil.
Tijdens de laatste dagen van de oorlog wordt het kasteel door terugtrekkende Duitse soldaten opgeblazen. Het kerkgebouw overleeft de oorlog zonder grote beschadigingen.
Dan begint de industrialisatie in dit gedeelte van Limburg op te komen en er komen arbeidslozen hiernaar toe om mee te werken aan de ontginning van de Peel. Daar zijn veel protestanten bij en het kerkelijk leven wordt weer nieuw leven in geblazen:
Vanaf 1948 is er weer een predikant in dienst waardoor ook de pastorie weer wordt bewoond.
 
terug